Over voortgang

Het Jaar van Creatie vliegt aan een sneltreinvaart voorbij. Voor ik het weet is de roes van machtige concerten alweer vervlogen, is het nieuwe project van Zit-In van start gegaan, woon ik ineens in een andere provincie en zijn mijn huisgenoten geen familieleden meer maar stoere mannen.

Ik knipper met mijn ogen en het Jaar van Creatie maakt op een bijzondere manier zijn naam waar (ik heb al gezegd dat die thema’s werken, be careful what you wish for!).

Mijn werk is wel hetzelfde gebleven. Soms overvalt het me, dat mijn ‘o god, hoe ben ik hier ineens beland’ van zo’n compleet andere orde is dan het hunne. Ik ben een luxebeestje, gezegend met uitdagingen en kansen  die ik -al is het meestal onelegant, impulsief en chaotisch – wel aankan.

Op mijn werk begint het op te vallen dat de lange, slopende en ook veranderende asielprocedure een zwaar gewicht begint te worden voor de bewoners.

Ik luister ik naar de jongen die ineens al anderhalve maand zijn familie niet meer kan bereiken en zich extra zorgen maakt omdat zijn vaders werkplek recent werd aangevallen. Hij slaapt niet meer, en ineens is zijn droom om politie-inspecteur te worden (waar hij immens hard voor werkt) absoluut niet meer belangrijk. Ik besef dat elke opleiding tot hulpverlener super hard inzet op gesprekstechnieken voor slechtnieuwsgesprekken, motiverende gesprekken, confronterende gesprekken, moeilijke gesprekken,… maar nooit op de gesprekken waarin er geen ene zinnige f**** te zeggen is en je moet leren om gewoon ‘te zijn’.

Ik zie de jongen met zijn ups en downs die in alle drukte de baby oppakt (hij heeft het moeten leren, hoe je baby’s vasthoudt) en er met zo’n liefdevolle en geconcentreerde blik naar kijkt dat ik zeker weet dat hij een moment niet in het centrum was.

Ik hoor de man vertellen dat ‘als mijn interview nog lang op zich laat wachten, Anneleen, dan spring ik door het raam. Dit is niet leven.’ Er is oorlog in mijn land en er is oorlog in mijn hart. Zijn jongste is twee geworden, en hij heeft haar nog nooit gezien.

Ik geef high-fives aan jongens én mannen die hun diploma’s uit de Nederlandse les komen tonen.

Ik praat Duits met Kosovaarse kindjes, maar eigenlijk is dat geen Duits, maar Nederländisch mit Haren auf en ze lachen me uit en dan moet ik ook weer lachen. Ik leg ’s avonds breuken uit, en het verschil tussen ruiten en vierkanten en waarom het ene woord wel dubbele m heeft en het andere niet al klinkt dat wel hetzelfde. Waarom is het ene met ‘de’ en het andere met ‘het’ en ik zweer het: Nederlands is een vervloekt moeilijke taal om te leren én uit te leggen.

Ik lach stiekem met de vrouwen over wat de mannen nu weer uitsteken en ze tonen soms hun haar onder hun hoofddoek en ze laten me van al hun kookkunsten proeven. We gooien soms samenzweerderige blikken, de vrouwen en ik.

Ik telefoneer om jongeren in te schrijven voor animatorcursussen, voetbalclubs, danslessen, maar wie gaat dat betalen mevrouw?

Ik geef infosessies aan klasgroepen die zelfs al zijn ze in het centrum, mijn ganse verhaal zo’n ver-van-mijn-bedshow vinden. Tot ik vertel hoe het leven van onze 17-jarigen eruit ziet.

Ik hoor een jongen zeggen dat hij het zoeken naar zijn familie dan maar heeft stopgezet, want het is echt te gevaarlijk voor zijn familie als Rode Kruismensen in uniform aan hun deur zouden staan. ‘Ik heb liever dat ik mijn familie niet hoor, dan dat ik hen in gevaar breng’.

Er is een concert in het centrum en tijdens het grote optreden in de schouwburg danst 1 van ‘mijn’ jongens op het podium. Als ik de foto zie, ben ik geraakt. Ik wou dat ik hem altijd zo gelukkig, zo op zijn plek en zo vrij kon laten zijn.

Ik wil inzetten op het netwerk van een jongen en joepie, zijn zus is nu in België, maar hij wil niet dat ze op gesprek komt. Na heel wat vage redenen vertelt hij me dan toch dat hij haar erbuiten wil houden, ‘want ik wil mijn stress niet aan mijn zus geven’.

Ik praat met voogden die de jongens in huis zouden nemen als ze konden en ik stalk voogden die te weinig van zich laten horen.

Ik lees positieve beslissingen voor en geef knuffels en vier feest. Ik lees weigeringsbeslissingen voor en geef knuffels en vind het moeilijk. Ik wil een man nog praktische uitleg geven, maar hij zegt: ‘Dieu me laisse souffrir, il faut que je souffre.’ Ik zeg hem dat God toch ook kansen geeft, misschien in het feit dat de assistenten nog wat kennis willen delen. ‘Non’ zegt hij, ‘laisse moi souffrir’.

En als het niet Het Systeem is die me op de zenuwen werkt, dan wel een religie die mensen het gevoel heeft dat ze het niet waard zijn om een mooi leven te leiden. Een die mensen doet geloven dat ze op straat moeten leven om een plekje in de hemel te verdienen. In een volgend leven dan. Of misschien daarna.

En elke dag op mijn werk zie ik verdriet en angst en onzekerheid. Elke dag zie ik moed, vastberadenheid, kameraadschap, humor, hoop.

Het bericht dat we nog iets langer niet-begeleide minderjarige asielzoekers zullen opvangen maakt me blij, want ze zijn de max. En het geeft me nu al extra barstjes in mijn hart, want ik zou ze allemaal zonder twijfel opplooien en laten wonen in een warme en veilige jaszak als het kon.

Het Jaar van Creatie wordt een constante evenwichtsoefening tussen volop gaan voor wat mezelf gelukkig maakt en het omgaan met de grenzen aan het feit dat je niet iedereen zomaar even gelukkig maakt…

 

 

 

Plaats een reactie